U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Beklag over beslag digitale gegevens waaronder geheimhoudersstukken. Grote hoeveelheid informatie, waaronder 34 harde schijven met kopieën van de servers, in omvang geschat op 18 universiteitsbibliotheken. Vraag of het digitale beslag zonder voorafgaande filters volgens een vastgelegde procedure van de FIOD, onder toezicht van de rechter-commissaris met voldoende waarborgen is omgeven. Herhaald overleg tussen partijen heeft geresulteerd in twee pogingen tot het toepassen van een filter (met zoektermen respectievelijk met patiëntnummers) op de gegevens. De filters bleken niet werkbaar of haalbaar. De rechter-commissaris heeft beslist dat de bewerking met filters vooraf niet hoefde te worden uitgevoerd en dat de werkwijze van de FIOD volgens een tweetal notities kon worden uitgevoerd. Die procedure gaat onder meer uit van het aanmerken en onzichtbaar maken van een item/bestand dat mogelijk geheimhoudersinformatie bevat door een zaaksrechercheur en vervolgens beoordeling door de geheimhouder officier van justitie en daarna de rechter-commissaris die het oordeel van de verschoningsgerechtigde inwint.

De rechtbank stelt vast dat in de door de FIOD omschreven procedure de geheimhouder niet op voorhand wordt betrokken bij de selectie van en het zoeken in de digitale gegevens. De rechten van de geheimhouders in deze procedure zijn met onvoldoende waarborgen omkleed. Het beklag is in beginsel gegrond.

De rechtbank geeft het Openbaar Ministerie en de FIOD echter nog eenmaal gelegenheid een methode voor de selectie van digitale gegevens te ontwikkelen waarbij de rechten van de geheimhouder met voldoende waarborgen zijn omkleed. Dit binnen drie maanden, waarbij de rechtbank zich voorstelt dat een mogelijkheid wordt gezocht om het onderzoeksmateriaal op voorhand in aanzienlijke mate te reduceren.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

Team straf 2

Parketnummer: 10/996583-14

Raadkamernummer: 15/3265

Beschikking van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op het op 10 december

2015 op de griffie van deze rechtbank ingediende klaagschrift, ex artikel 552a Wetboek van

Strafvordering (Sv), van:

[klager], klager,

gevestigd te [vestigingsplaats] [adres],

te dezer zake bijgestaan door zijn raadsman mr. B.C.W. van Eijck, kantoor houdende te

3063 AN Rotterdam aan de Oostmaastaan 71.

Procedure

De rechtbank heeft gezien het op de voet van artikel 552a Sv ingediende en onder

bovenvermeld raadkamernummer geregistreerd klaagschrift. Daarnaast heeft de rechtbank

gezien de stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier.

Het beklag is op 14 juni 2016 door de raadkamer in het openbaar behandeld. Daarbij zijn de

officieren van justitie mr. P. van de Kerkhof en L.L.H. Roebroek, de raadsman en

[vice-voorzitter], vice-voorzitter van de Raad van Bestuur van klager gehoord.

Feiten

Op 12 en 15 december 2014 is te Amsterdam onder de klager beslag gelegd op:

de e-mailboxen en homedirectories van 32 personen die werkzaam zijn/waren bij [klager], alsmede op een gedeelde map van de Raad van Bestuur en het Sectiebestuur, welke

digitale gegevens zijn vastgelegd op in totaal 34 afzonderlijke harddisks en de digitale

gegevens die zichtbaar zijn op 4 Dell computers, 1 HP laptop en 1 Dell RVB user

(hierna aangeduid als: de digitale gegevens).

Het beslag is gelegd op grond van artikel 94 Sv .

Inhoud van de klacht

De klager verzoekt de rechtbank de inbeslagneming, de kennisneming en het gebruik van de

computers/gegevensdragers en vastgelegde gegevens onrechtmatig te achten en primair de

gelegde beslagen op te heffen, onder teruggave van al het beslagene aan klager en subsidiair

te gelasten dat de gegevens die zijn vastgelegd tijdens de doorzoeking (of op vordering

verstrekt) worden vernietigd.

De inbeslagneming van zes integrale computers/gegevensdragers alsmede het integraal

vastleggen van digitale gegevens (images) ter grootte van maar liefst 34 harde

schijven onder artsen en (vertegenwoordigers van) een ziekenhuis is flagrant in strijd met

het in art. 98, eerste lid, en art. 1251 Sv besloten liggende uitgangspunt dat dergelijke

informatie niet onder professioneel verschoningsgerechtigden wordt beslagen c.q.

vastgelegd/onderzocht, alsmede met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

De omvang van de in casu gelegde beslagen - door de FIOD geschat op ongeveer achttien

universiteitsbibliotheken - is zo gigantisch en ongespecificeerd dat de grenzen van het

redelijkerwijs toelaatbare daardoor zijn overschreden.

De kennisneming alsmede het gebruik van de inbeslaggenomen computers/gegevensdragers

en vastgelegde gegevens ingevolge de door de Rechter-Commissaris bevolen werkwijze

- kort gezegd inhoudende: handelen overeenkomstig de koppen “Autorisatie en

werkzaamheden FTK” en “Omgaan met GHI in FTK” van de FIOD-notitie - is

fundamenteel in strijd met het recht. Immers, deze werkwijze:

- miskent dat het aan de verschoningsgerechtigde is om te bepalen wat onder het

professionele verschoningsrecht valt, en niet - zeker niet in eerste instantie - aan een

derde;

- ziet eraan voorbij dat slechts indien zulks noodzakelijk is door de Rechter

Commissaris mag worden beoordeeld of het standpunt van de professioneel

verschoningsgerechtigde daaromtrent juist is (en dan nog bij voorkeur in

gezamenlijk overleg met een gezaghebbend en onafhankelijk vertegenwoordiger

van de beroepsgroep), terwijl die noodzaak in casu nergens uit blijkt;

- draagt de kennisneming en het gebruik van geheimhouderstukken ten onrechte op

aan een ander dan deze Rechter-Commissaris, namelijk aan “zaaksrechercheurs” en

“één of meer medewerkers geheimhouders”, terwijl daarvoor in ons strafproces

geen plaats is;

- negeert het door de Hoge Raad en het EHRM geformuleerde uitgangspunt dat het

onderzoek aan computers/gegevensdragers c.q. vastgelegde gegevens zoveel

mogelijk in overeenstemming dient te zijn met de werkwijze die ten aanzien van

papieren dossiers wordt gevolgd.

De tot op heden gevolgde en thans nader door de Rechter-Commissaris gelaste werkwijze

met betrekking tot het digitale beslag zijn in strijd met de waarborgen die dienen ter

bescherming van het professionele verschoningsrecht en de belangen die daarmee zijn

gemoeid.

Standpunt officieren van justitie

De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beklag.

Ten aanzien van de omvang van het beslag is door het Openbaar Ministerie aangevoerd dat

het ter plekke in het ziekenhuis gericht doorzoeken van de digitale bestanden tot gevolg zou

hebben gehad dat de bedrijfsvoering van het ziekenhuis, waaronder de zorgverlening aan de

patiënten, gedurende lang tijd stil zou zijn komen te liggen. Dit gevolg oordeelde het

Openbaar Ministerie disproportioneel en volstrekt onwenselijk en daarom is er voor

gekozen ruim in beslag te nemen (lees: te kopiëren) zodat de zorgverlening aan de patiënten

niet in het gedrang zou komen.

Ten aanzien van de wijze van kennisneming en gebruik van de inbeslaggenomen digitale

gegevens heeft het Openbaar Ministerie aangevoerd dat op grond van het op 1 maart 2015 in

werking getreden artikel 98 van Wetboek van Strafvordering de rechter-commissaris

bevoegd is tot het nemen van beslissingen over inbeslagneming en kennisneming van de

inhoud van stukken die zich bij een geheimhouder bevinden dan wel stukken waarop

mogelijk verschoningsrecht rust en die bij een derde in beslag worden genomen. De rechter-commissaris heeft die verantwoordelijkheid ook genomen en op 14 oktober 2015

geoordeeld dat de FIOD ten aanzien van het digitale beslag zonder voorafgaande filters

dient te handelen conform de notitie van 11 mei 2015 genaamd “Reactie FIOD op

voorstellen Regiebijeenkomst 13 maart 2015”. Dit meer in het bijzonder conform de

onderdelen “autorisatie en werkzaamheden FTK” en “omgaan met GHI in FTK”.

De rechter-commissaris acht in deze strafzaak tegen [klager] de procedure zoals deze door de FIOD is omschreven met voldoende waarborgen omgeven, met andere woorden het

verschoningsrecht komt niet in het gedrang. En dat is ook het geval.

In het memo van 11 mei 2015 staat hierover:

Als door de zaaksrechercheur tijdens het zoeken in FTK een item/bestand aangetroffen

wordt dat mogelijk geheimhouderinfomatie (GHI) bevat, dan wordt dit item gebookmarkt

met een afgesproken bookmark (..) en wordt de MGH (medewerker

geheimhouderinformatie) hierover bericht. De MGH opent de case en gaat naar het

gebookmarkte item en grijst dit uit (technisch, flag as Privileged). Hierdoor is het item niet

meer zichtbaar en toegankelijk in de case voor de zaaksrechercheurs.

Vervolgens wordt het gebookmarkte item door de MGH voorgelegd aan de - niet bij het

onderzoek betrokken — geheimhouder officier van justitie. Deze beoordeelt of sprake is van

een geheimhouderstuk en zo ja, of dit stuk kan worden aangemerkt als voorwerp van de

strafbare feiten of als stuk dat tot het begaan ervan heeft gediend. De geheimhouder officier

van justitie legt het bestand vervolgens voor aan de rechter-commissaris met een voorstel tot

opheffing van het verschoningsrecht dan wel tot teruggave of vernietiging van het bestand.

De rechter-commissaris zal vervolgens het oordeel van de betrokken

verschoningsgerechtigde inwinnen en beslissen op het voorstel van de geheimhouder

officier van justitie.

Het standpunt van de verdediging dat “kennisneming van geheimhouderstukken ten

onrechte aan anderen wordt opgedragen”, miskent de zorgvuldigheid van vorengenoemde

procedure en de — door vooraf regels hieromtrent te stellen — toezichthoudende rol van de

rechter-commissaris.

Beoordeling van de klacht

Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat bij het onderzoek naar digitale gegevens

moet worden gewaarborgd dat het professionele verschoningsrecht niet in het gedrang komt.

Daarin komt onder meer naar voren dat het aan de verschoningsgerechtigde is om aan te

geven of stukken onder zijn verschoningsrecht vallen, waarbij dat standpunt door justitie

moet worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijs geen twijfel erover kan bestaan dat dat

standpunt onjuist is. Slechts voor zover het noodzakelijk is om over dat laatste een oordeel

te kunnen vellen mag door de rechter-commissaris al dan niet in gezamenlijk overleg met

een gezaghebbend en onafhankelijk vertegenwoordiger van de beroepsgroep, van de

betreffende stukken kennis worden genomen. Indien de rechter daartoe niet in staat

is, zal hij volgens de Hoge Raad het daarheen moeten leiden dat het onderzoek wordt

verricht door een zodanige functionaris en op zodanige wijze dat is gewaarborgd dat het

verschoningsrecht niet in het gedrang komt.

In het onderhavige geval heeft in de loop van 2015 herhaald overleg plaatsgevonden tussen

de verschillende partijen over een werkbare methode om de grote hoeveelheid informatie in

de bestanden te doorzoeken met eerbiediging van de rechten van geheimhouders. Er is

gelegenheid aan de verdediging gegeven om een ‘filter’ van zoektermen aan te leveren ter

opsporing van stukken met verhoogd risico op geheimhouders informatie. Dit filter bleek

niet werkbaar en de rechter-commissaris heeft bij zijn beslissing van 8 juli 2015 beslist dat

een dergelijk voorafgaand filter niet behoefde te worden toegepast. Daarmee werd de

gelegenheid van de verschoningsgerechtigde om aan te geven of stukken onder zijn

verschoningsrecht vallen, zo stelt de rechtbank vast, voor het grootste deel van de bestanden

in feite opgeheven.

De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 8 juli 2015 overwogen dat een filter zou

worden toegepast met het oog op de aanwezigheid van patiëntnummers, dat de onderzoekers

bij het onderzoek aan het beslag alert dienen te zijn op de door de verdediging aangeleverde

zoektermen en bij het aantreffen hiervan bij enige twijfel omtrent de aard van de informatie

deze vooral dienen te laten toetsen door een medewerker geheimhouder.

Toen ook het toepassen van een filter op patiëntnummers niet technisch haalbaar bleek,

heeft de rechter-commissaris in de email van 14 oktober 2015 beslist dat die bewerking niet

behoefde te worden uitgevoerd en dat de werkwijze van de Fiod volgens de hiervoor

genoemde notities kon worden verricht.

De rechtbank stelt vast dat in de door de FIOD omschreven procedure in het onderhavige

onderzoek de geheimhouder niet op voorhand wordt betrokken bij de selectie van de digitale

gegevens en bij het zoeken in de digitale gegevens. De rechtbank is derhalve van oordeel dat

de rechten van de geheimhouders in deze procedure niet met voldoende waarborgen zijn

omkleed en acht om die reden het beklag in beginsel gegrond.

De rechtbank wil het Openbaar Ministerie en de FIOD echter in de gelegenheid stellen om

nog eenmaal een methode voor de selectie van de digitale gegevens te ontwikkelen waarbij

de rechten van de geheimhouder met voldoende waarborgen zijn omkleed.

Het Openbaar Ministerie zal binnen drie maanden aan dienen te geven welke andere

methode het tot dit doel wil gaan toepassen. Daarbij kan de rechtbank zich voorstellen dat

een mogelijkheid wordt gezocht om het onderzoeksmateriaal op voorhand in aanzienlijke

mate te reduceren.

Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de behandeling in raadkamer onvolledig is

geweest.

De rechtbank zal daarom de behandeling in raadkamer heropenen en schorsen tot een nadere

behandeling in raadkamer.

Beslissing

De rechtbank:

- heropent en schorst de behandeling in raadkamer tot een nog nader te bepalen

datum en tijdstip;

- beveelt de oproeping van klager en zijn raadsman en de officieren van justitie tegen een nog nader te bepalen datum en tijdstip;

- stelt de stukken in handen van de officieren van justitie, die binnen drie maanden na heden aan dienen te geven welke andere methode zij zullen gaan toepassen bij de selectie van de digitale gegevens, waarbij de rechten van de geheimhouder met

voldoende waarborgen zijn omkleed.

Deze beschikking is gegeven door:

mr. J.J. Bade, voorzitter,

en mrs. F.W.H. van den Emster en S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn. rechters,

in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier

en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature